Lees in dit blog alles over onze dagen in de grootste zandwoestijn van de wereld: de Rub al Khali, Het Lege Kwartier, The Empty Quarter!
Diep in het binnenland van Oman neemt zand het landschap over. Oude wegen verdwijnen onder lopende duinen. Oasen zijn teruggebracht tot hun kern: het leveren van water. Ooit was hier ergens een rijke stad, verloren gegaan in een dramatisch moment van vernietiging. In dit reisblog volgen we in de voetstappen van ontdekkingsreizigers naar de Rub al Khali (Het Lege Kwartier, The Empty Quarter) en de mogelijke plek waar het Atlantis van de Woestijn onder het zand is verdwenen.
Meer lezen over Oman? Lees ook onze reisblogs over Vier Weken in Oman. Verken met ons ook de meer bekende woestijn en wadi’s van Oman: Wahiba Sands en Wadi Bani Khalid. Of laat je meenemen langs onbekende plekken zoals Masirah-eiland en de Suikerduinen, en kijk Wat te Doen in en Rond Salalah. Of lees over Muscat in Drie Dagen, en de prachtige kust onderweg van Muscat naar Sur.
Over de bergen, de leegte in
Na de kliffen rondom Salalah verkend te hebben, steken we de bergen achter de stad over. Bij de haven van Salalah, ten oosten van de stad, steken oranje containerkranen af tegen de donkerblauwe zee. Zoals op veel plekken snijdt een nieuwe weg met grote lussen door de berg heen. Google Maps kent de weg nog niet. Achter de bergen kronkelen de wadi’s nu weg van de zee. Het land wordt weer steeds kaler.
In de luwte van de bergen, als we terug zijn op de hoofdweg die vanaf Salalah het binnenland in gaat, ligt een boomgaard. Dit ‘park’ bevat frankincense bomen en draagt de lange geschiedenis van de rijkdom van deze regio uit. Dit ‘land van de frankincense’ is zelfs UNESCO-werelderfgoed. Er is pas geleden een parkeerplaats aangelegd, een overkapping die duidelijk bedoeld zijn om gidsen hun verhaal te laten vertellen en toiletgebouwtjes voor toeristen. Er zijn drie grote terreinauto’s naast de onze met groepjes witte mensen. We zijn wat verveeld, maar blij met de faciliteiten.
Wadi Uyun
Omaanse spelling
Omdat we de dag doorbrengen op de stranden en kliffen rondom Mughsail en Shaat, overnachten we onderweg. Via Kim en Del van Going the Whole Hogg weten we van een plek die Wadi Uyun genoemd wordt. Via een wat lastig te vinden grindpad dat afsteekt van het weggetje naar het dorp Uyun vinden we onszelf opeens boven een serie intens groenblauwe waterpoelen die onder ons in een bruine vallei met helwit uitgeslagen, afgeronde rotsblokken ligt. Een versleten bord, in een nieuwe cementen voet gezet, vertelt ons dat dit Ayn Ayuoon is. Zwartwitte vogeltjes hippen rondom ons op de rotsen.
Schrik in de nacht
De lucht betrekt, een miezerregen zorgt ervoor dat we onze tent snel moeten opzetten. Vlakke grond is op dit kleine gravelplateau boven de wadi nauwelijks te vinden. Op de achtergrond horen we in het dorp Uyun een generator tud-tud-den. Het waait een beetje en half onder de auto koken we een pasta. Als we in het donker in onze tent liggen schrikken we op uit een pre-slaperig gedut. Tussen binnen- en buitentent klappert een vleermuis, minstens zo hard geschrokken als wij. Met een hand door een kleine ritsopening openen we de buitentent aan twee kanten, maar het duurt zeker nog een kwartier voordat de vleermuis de weg naar buiten weer heeft gevonden.
Zwemmen in Wadi Uyun
In de ochtend lijkt het een goed idee om een manier te zoeken om nog even te zwemmen in het water in de wadi. Maar een weg naar beneden is moeilijk te vinden. Het is toch een meter of twintig naar beneden langs steile rotsen. Na eerst rechtsom niet verder te kunnen omdat de rotsblokken een sprong van tweeëneenhalve meter vragen, probeert J. het linksom. Verderop gaat het iets geleidelijker naar beneden, maar krassen stekelige bosjes langs blote benen.
Klauterend over de wit uitgeslagen rotsen op de bodem van de wadi, komt J. bij de poelen. Hij neemt een duik tot A. roept dat er wat mannen uit het dorp ons kamp nieuwsgierig uit de hoogte van het dorp Uyun bekijken. Ik klauter terug (de mislukte route eerst nog proberend, maar kom daar weer vast te zitten), maar tegen de tijd dat ik boven ben hebben we ons plekje alweer voor onszelf. We pakken in en zetten nu echt koers richting de Rub Al Khali.
Naar de leegte van de Rub Al Khali
Het laatste ‘stadje’
We tanken nog even in Thumrait. Dit is echt een pleisterplaats voor truckers en anderen die dieper in het binnenland wonen en voorraden in willen slaan. Ook is het de laatste grote stop vóórdat mensen vanuit Salalah de gruwelijk lange weg naar Nizwa op gaan. Er zijn dus best wat winkeltjes, bijna een dorpscentrum rondom de tankstations. Auto’s verdringen elkaar om een plekje. We parkeren en slaan nog wat ‘verse’ groente, water en brood in voor onze woestijndagen.
Google Maps faalt
Google Maps raadt ons aan route 43 te nemen in de richting van Ubar, maar er is hier niks anders dan een slecht onderhouden grindweg waar wegwerkzaamheden dwars over heen hebben gebulldozerd. Een parallelle, glanzend nieuwe asfaltweg leidt ons naar een poort van een fabriek of industriële boerderij waar we niks te zoeken hebben. De grindweg zal echt wel naar Ubar gaan, maar er is nog een optie.
Gras in de woestijn
We rijden een stuk door op de hoofdweg en daar staat ook het bord naar Shisr, het stadje dat ligt rondom de ruïnes van wat mogelijk ooit Ubar is geweest. De asfaltweg hier is perfect. Links en rechts van de weg verschijnen opeens enorme stukken gras. Het zijn ronde grasvelden die hier groeien op ‘pivot fields’ gevoed door water opgepompt uit ondergrondse reservoirs die uit de bergen achter Salalah stromen. Het gras is bedoeld als voer voor de kamelen aan de kust.
Ubar! Of toch niet?
Shisur
De leegte kent hier gradaties. De eerste leegte, vóór Shisur, is duidelijk nog gecultiveerd. Dan komt Shisur. De ruïnes van een fort en een grote zinkgat in het zand vormen een eigen soort leegte. Hier zou het mythische Ubar misschien zijn geweest. In een fantastisch boek dat de zoektocht beschrijft, The Road to Ubar, vinden we een overtuigend verhaal over de geschiedenis van deze plek. De oase is een stoffig stadje, het voelt meer als een soort garnizoenstad. Met een echt archeologisch park, dat dan weer wel. Met borden enzo. Je kan koffie en een koud colaatje kopen en een voorlichtingsfilm in een gekoelde ruimte. Niet onprettig, want op deze ‘koele’ dag is het gewoon heet in de felle zon.
Ubar
Opgravingen hebben bewezen dat hier een belangrijke stop was op de frankincense-route door de Rub al Khali, het Lege Kwartier. Diep in het zanderige zinkgat onder de ruïne is een moderne tunnel gebouwd naar het niveau van het grondwater. Maar was dit nou echt het mythische ‘Atlantis onder het Zand’ dat Ubar zou zijn geweest? Het voelt als een fort-met-extra’s, maar een echt grote woestijnstad, nee, dat niet. Kom zelf kijken en vorm je eigen mening!
Dieper de zandwoestijn van de Rub al Khali in
Het laatste tankstation
Aan de rand van Shisur staat een garage met een eethuis erbij. Je kan hier je laatste tankbeurt doen voor je de woestijn in gaat. Wij laten onze banden leeglopen. De jongen van het tankstation schrijft het aantal bar in het zand en vraagt of dat OK is. De helft van de lucht eruit. Het zal wel goed zijn. De eerste 70 kilometer gaan eigenlijk over een erg goede goede, brede gravelweg. Er is zelfs wat verkeer, af en toe een vrachtwagen, een paar jeeps van bedoeïenen. Langs de weg staan elektriciteitspalen. Af en toe is er een zacht, zanderige stuk waar duinen zich beginnen te vormen.
De laatste oase
Op een kruising kunnen we ook links, terug richting Salalah, een gravelweg van waarschijnlijk ca. 100 kilometer, of meer. Duidelijke kaarten hebben we niet. We zijn waarschijnlijk terug op Route 43. Het is hier vlak en uitgestrekt. Droog, heel droog. We rijden richting de plek waar Google Maps geen weg meer heeft ingetekend. Grote zandduinen verschijnen in een waas aan de horizon. De elektriciteitdraden gaan rechtsaf achter de eerste duinen. Twee legerjeeps stuiven over de weg, stofwolken achterlatend.
Oudjaarsdag tussen de duinen
Zand
Fasad is de laatste ‘plaats’ voor de echte leegte. Hier beginnen de honderd meter hoge, piramidevormige zandduinen. Het is oudjaarsdag, maar dat betekent hier niet zoveel. De gravelweg blijft goed en slingert zich langzaam tussen steeds hogere duinen door. Van een gids die we in Ubar ontmoetten kregen we de tip om een plek te zoeken waar onze tent door een duin tegen de ochtendzon beschermd is. Het kan anders snel heet worden. We proberen een plekje rechts van de weg, maar vinden het zand al snel te zacht.
Kamp, klimmen en een gebril
Dan zien we een track van de weg af richting een andere duin. De sporen brengen ons aan de voet van een zandhelling brengt. Als met octopusarmen beschermt de zandduin een klein plekje waar we onze tent opzetten. We klauteren de duin op om de zon in de woestijn te zien zakken, maar we redden het ondanks een half uur klimmen niet naar de top. Halverwege is het ook mooi. Terug beneden krijgen we na het avondeten – het is inmiddels donker – bezoek van een gerbil die voor ons de borden en pannen schoonmaakt.
Een nieuw jaar, een nieuwe toppoging.
Woestijnkleuren
’s Ochtends vroeg, de zon is nog niet eens op, kruipt J. uit de tent om een nieuwe poging te doen om de top van de duin te beklimmen. Het is zwoegen, maar na bijna een uur zit hij bovenop. Uit de diepte klinkt een kanarievogel. Aan de voet van de volgende duin ligt een bedoeïenenkampje. Kamelen, klein als mieren in de diepte, verspreiden zich langzaam nadat ze ’s nachts in het kamp hebben doorgebracht. Hier gingen de tracks heen die we hadden gevolgd. De duinen worden grijs, turquoise, paars, roze, en langzaam dieporanje en geel.
Onderweg terug naar het noorden
Bomen in de Rub al Khali
We pakken onze tent in en rijden via Shisur terug naar de hoofdweg. Een kamelenkudde wordt met een jeep langs de weg richting het oosten gedreven. De weg naar Nizwa is een van de langste ritten die je in Oman kan maken zonder een plaatsje tegen te komen. Er is hier en daar een benzinestation, een of twee kruisingen met een andere weg. Af en toe signalen dat er olievelden niet ver weg liggen. Na een paar honderd kilometer verschijnt links van de weg een rand schaduwen, het zijn bomen. Dit gebied ligt nog net binnen Dhofar.
Muqshin oase
Een paar kilometer van de weg af blijkt een stroompje brak water te zijn die een serie oasen voeden. Een cluster van witte gebouwen hangt in de lucht in de woestijn. Van een vogelaar op Masirah Island hadden we ook gehoord dat dit een interessante regio was (10-15km voorbij Qatbit is een track richting Muntasar met bijzondere vogels en waarschijnlijk ook kampeerplek). Wij kiezen voor Muqshin waar dichter bij de hoofdweg, achter het dorp, een soort van parkje langs het water is met plek voor een tentje, ook weer een tip van Going the Whole Hogg.
Kamelenteken
Verlaten witte gebouwtjes en palmen geven in het avondlicht een romantische aanblik. Minder romantisch is het als A. enigszins hysterisch van een toiletstop tussen de palmen terug komt rennen richting de tent. Kamelenteken ter grootte van een tor rennen achter haar aan richting onze blote voeten in slippers. We besluiten ons tentje toch maar niet onder de bomen te zetten en ons toiletbezoek te beperken tot een kuil die iets minder goed beschut is. De teken laten ons de rest van de tijd met rust. ’s Ochtends pakken we vroeg in voor de lange rit richting Nizwa.